Geschiedenis van de Crematie
De crematie is mogelijkerwijze ouder dan de traditionele begrafenis. Geleerden zijn het met elkaar eens dat de eerste lijkverbrandingen ongeveer 3000 voor Christus hebben plaatsgevonden. Het meeste in Europa en het nabije oosten.
De lijkverbranding is in vele culturen kenmerkend geweest, als een door de religie voorgeschreven vorm van bijzetting. Ze zou de weg voor de ziel in het dodenrijk vrijmaken en tegelijkertijd de terugkeer van de dood verhinderen.
In de laatste periode van de Steentijd breidde de crematie zich uit naar noord Europa, waar overblijfselen van gedecoreerde urnen als bewijs gevonden zijn.
In het begin van het bronzen tijdperk, ongeveer 2500-1000 voor Christus, breidde zich de crematie uit naar de Britse eilanden en wat momenteel Spanje en Portugal is.
Alleen de Egyptenaren hielden zich vast aan het mummificeren. Hun weigering van de crematie verklaart zich als volgt: Hun opvatting was dat vuur een beest was. Hun geloof verbood hen, de stoffelijke resten van mensen voor de dieren te werpen.
Tijdens het ijzeren tijdperk, ongeveer 1000 voor Christus, was de lijkverbranding een wezenlijk bestanddeel van de Griekse cultuur. Rond 800 voor Christus was het in oorlogtijden een normale gewoonte om zich van gestorven soldaten te ontdoen.
Deze Griekse gewoonte volgend, werd de crematie door de eerste Romeinen overgenomen. In het oude Rome was het eerst een privilege voor de rijken. Bekend is, dat de grote helden van Rome zoals Sulla, Pompeius, Caesar en Augustus gecremeerd zijn. Ongeveer 600 voor Christus was de crematie zo verspreid, dat men een nieuwe wetgeving nodig had tegen het uitvoeren van een crematie in de steden.
Tijdens de Romeinse tijd van 27 voor Christus tot 395 na Christus was het een algemeen gebruik. De asresten werden in versierde urnen bewaard en niet zelden in columbaria bijgezet die zo groot als huizen waren.
Omdat de eerste Christenen tot de arme lagen van de bevolking behoorden, was de begrafenis voor deze de meest gebruikelijke vorm van bijzetting en zo bleef het tot in het nieuwe tijdperk. Ongeveer 400 na Christus werd, omdat het christendom zich uitbreidde, de voorkeur gegeven aan de begraving. In de loop van de geschiedenis heeft de begrafenis de crematie vervangen. Alleen in tijden van oorlog en bij epidemieën was de crematie toegestaan. Deze gewoonte werd de daaropvolgende 1500 jaren gehandhaafd.
Karel de Grote heeft in 785 bij het edict van Paderborn de lijkverbranding bij doodstraf verboden, omdat hij dit als een heidense gewoonte beschouwde.
Aan het einde van de middeleeuwen overweegt men weer de crematie in te voeren. Dit in verband met sociale en hygiënische wantoestanden. Men verlangt een verbetering van het begrafeniswezen. Al in de 16e en 17e eeuw worden er pogingen gedaan om de crematie weer in te voeren. Sterke impulsen bracht eerst het tijdperk der verlichting, waar de nieuwe levensbeschouwing ook naar nieuwe wegen zocht in de behandeling van de stoffelijke overschotten van mensen. Omdat het tijdperk der verlichting deze nieuwe manieren zocht, was het haast vanzelfsprekend dat men in plaats van de christelijke begrafenis de heidense crematie weer invoerde, waarbij zeker anti-kerkelijke tendensen meegeholpen hebben. Zo beviel Frederik de tweede, voor de eerste schlezische oorlog, met het decreet van 27 februari 1741 nadrukkelijk, dat "zijn lijk op de Romeinse manier verbrand, en in een urn bij Reinsberg bijgezet moest worden". Een beduidende verandering vond plaats met de franse revolutie, die zich hartstochtelijk richtte naar de gedachten aan dit gebruik. In 1797 werd een verzoekschrift aangeboden aan de raad van 500, voor de wederinvoering van de facultatieve crematie en het institut de France bracht een document uit over een wetenschappelijk onderzoek van de crematie. Het resultaat hiervan was dat de crematie eind 1800 officieel in frankrijk werd toegelaten. Andere wetgevingen bleven zich houden aan de traditionele begraving.
De lijkverbranding was tot in de 19e eeuw op straffe verboden. Jacob Grimm hield op 21 november 1849 een opzienbarende lezing " over het verbranden van lijken", en in 1876 op het eerste Europese congres voor het begrafeniswezen, de eerste richtlijnen voor de verbranding van " mensenlijken op een decente manier" uitgewerkt. De katholieke kerk verbood in 1886 de crematie en verscherpte in 1892 de voorschriften "met excommunicatie"(cod.jur.can.1339). Ondanks deze verboden ontstonden in 1876 in Europa (Milaan) en in Amerika (Washington) Crematoria.
De eerste crematoria werden in Europa in 1876 op de Camposanto in Milaan en in 1878 in Gotha gebouwd. Op grotere kerkhoven onstonden naderhand door heel Europa crematoria.
Krematorium Stuttgart 1906
Ruppmann Verbrennubgsanlage Einfuhr
In 1963 heeft de katholieke kerk de crematie van menselijke lichamen geaccepteerd (ze verbied ondertussen de crematie niet can.1176 §3). Een interessant detail, tegen de burgermeester van Wenen werd een klacht ingediend voor de hoge raad (Oostenrijk), toen hij in 1992 het door Clemens Holzmeister gebouwde Weense crematorium in gebruik nam. Heden ten dage worden in Europa rond 25 % van de gestorvenen gecremeerd, in Amerika (USA) rond 32% en in Azië door hun religie rond 90%.
In Nederland telt men momenteel 77 crematoria met een crematieaantal van 83.373 (2012) crematies per jaar. Dit komt neer op ongeveer 59,3 % van de gestorvenen.
In Belgie telt men momenteel 16 crematoria, vier andere zijn gepland.